31

Het was bloedheet op Main Street in Charlestown. Meneer Braun haastte zich, want hij vreesde dat de drugstore om twaalf uur dicht zou zijn. Hij wilde chocola kopen. Hij was op tijd.

Dicht langs de gevels, waar nog enige schaduw was, liep hij terug naar zijn wagen. Hij passeerde de boetiek waar hij eerder met Patty en Carmen zo’n genoeglijke middag had doorgebracht.

De eigenaresse van Gemini Fashions stond in de deuropening.

‘Meneer! Hoe is het nu met u?’

‘Goed, mevrouw, dank u wel.’

Meneer Braun wilde doorlopen, maar de vrouw was uit op een praatje.

‘Ik ben Lucy, weet u nog?’

‘Ja ja. Braun is de naam.’

‘Is het niet vreselijk wat er gebeurd is? Wilt u een glaasje water?’

Eigenlijk had meneer Braun wel behoefte aan een glaasje water voor hij de terugreis aanvaardde. In de gelegenheden van Charlestown waar drank verkocht werd – de Sugarbowl op Chapel Street, Eddy’s, het Courtyard Café – vertoonde hij zich liever niet.

‘Het was zo’n leuke meid,’ babbelde Lucy verder, terwijl ze een kan uit de ijskast pakte. ‘Jullie hadden ook zo’n lol met elkaar. En nu zijn ze er allebei niet meer.’

‘Dank u wel,’ zei meneer Braun, terwijl hij het glas aanpakte.

‘Gelukkig dat de moord op dat meisje is opgelost. Het is toch vreselijk allemaal.’

Ze hield meneer Braun een exemplaar van The Caribean News voor. Daar las hij: ‘WOMAN DROWNED IN ATLANTIC’. Er stond ook een foto bij die gemaakt was op de beaujolais-party van Karen en John. Lucy vertelde er niet bij dat ze de krant zelf getipt had (ze had een oogje op de plaatselijke correspondent) en ook de foto had geregeld.

Meneer Braun greep naar zijn hoofd.

‘Gaat het wel goed met u? Ach, wat heb ik gedaan?’

‘Nee, nee, het gaat wel.’

Maar het ging niet. Meneer Braun wankelde op zijn benen. Er gierde een stekende pijn door zijn hoofd.

‘Waarom gaat u niet even in het achterkamertje liggen? Daar staat een sofa. De ventilator staat aan. Gooit u het speelgoed van mijn dochter maar op de grond, die is bij mijn tante.’

De vrouw ratelde maar door. Slechts enkele woorden bereikten het brein van meneer Braun. Liggen, ja, dat wilde hij wel. Even maar.

Lucy moest om één uur haar dochter ophalen, ze keek in het kamertje of meneer Braun nog sliep. Hij snurkte zelfs. Ze besloot hem te laten liggen. Ze zou de winkel afsluiten en bij de kassa een briefje ophangen om te laten weten waar de reservesleutel verstopt lag. Ze wierp nog een meelevende blik op de slapende man en snelde de straat op.

Het begon met een romantisch beeld. Twee vrouwen op het achterdek van een schip in een innige omhelzing. Maar toen rukte de kleinste, tengerste vrouw zich los. Patty. En de andere vrouw werd boos. Margo. Ze hadden ruzie. Het begon harder te waaien. Een vlag wapperde in de storm. Patty wilde weglopen. Margo greep haar bij de bovenarm. Patty rukte zich los. De vrouwen vochten. Weer wist Patty vrij te komen. Margo ging tot de aanval over. Ze gaf Patty een duw. En toen struikelde de vrouw over een bos touw, ze probeerde de reling te grijpen maar verloor haar evenwicht en viel overboord. Margo keek verbijsterd naar het water. Vervolgens pakte ze uit haar tasje een sjaal, die ze stevig om haar hoofd knoopte. Ze gooide een tas in de zee. En ze verdween.

Er lag krijt in het kamertje. Meneer Braun maalde niet om de kleur van het krijt. Zijn vingers grepen naar een rol behangpapier. Met bruine streken maakte hij een portret. Hij scheurde het papier los. Het dwarrelde op de sofa. Het lichaam van meneer Braun viel eroverheen. Hij sliep meteen weer in.

DEEL 3